Gesprek met Jaap van Keulen over vrogger

DALFSEN – Gesprek met Jaap van Keulen Hagenweg 4 Dalfsen geboren 25 februari 1935 in de boerderij die op nr 6 staat. Die boerderij is door opa Jacob van Keulen gekocht, ik ben naar hem vernoemd. In 1928 kwam hij met zijn gezin hier naar toe vanaf Zalk en Veecaten. Daarvoor was deze boerderij bewoond oa door Teunis van de Vegte en het laatst door Weterman.
Ergens in die periode is de boerderij om onverklaarbare redenen afgebrand. Mijn opa en oma hebben hier maar 4 of 5 jaar gewoond en zijn beiden een week na elkaar aan longontsteking overleden. Opa en mijn vader waren altijd boer op 5 bunder grond, 2 ½ halve bunder rond het huis en 2 ½ bunder in de Buishoek aan de overkant van de weg. Dat was hele beste kleigrond, (mogelijk als gevolg van de vele overstromingen van de IJssel in vroegere jaren) hier om het huis was de grond niet zo best. Er is nooit grond bijgekocht. Wat ik mij van de boerderij herinner is dat we met de koe naar de bolle (stier) gingen naar Schrijver op de Ierthe en soms ook bij Braakman. We waren maar een klein boertje we hadden slechts 5 koeien.

In de jaren voor we naar school gingen kwamen we nergens, later moesten we wel eens turf halen bij het kanaal. We kwamen 1 keer per jaar bij opa Hendrikus Lubbers en oma Gerrigje Lubbers- Binnendijk, die woonden toen in het boerderijtje achter loonbedrijf Velthuis, verder gingen we nergens naar toe. Mijn moeder, Derkje Lubbers is ook geboren in de Buishoek, een klein boerderijtje ongeveer 200 meter van de rijksweg af en heeft eerst de openbare school in Wijthmen bezocht, maar na de verhuizing achter Velthuis heeft ze nog op de Lenther school gezeten. Achteraf was de verhuizing niet zo goed geweest, ze gingen van hele goede grond naar hele slechte zandgrond.

De lagere school was voor mij in het begin een ramp, je wist van niets, ook hadden we nog nooit een wc gezien, niet anders dan het huussie hier bij de schuur. Je kon niet lezen en wist niet wat het betekende jongens en meisjes, je wist niet wat dat was zodat je ’s avonds met de broek vol thuis kwam. Mijn vader is toen naar de school gegaan en de juffrouw eerst alles laten uitleggen en als ik stil begon te worden in de klas moest ik mogelijk naar de wc. Zo ben ik de school begonnen. Een kleuterschool was er niet, de lagere school was de school in Wijthmen aan de grote weg. Elke dag daar lopend naar toe over de rijksweg, als je in de buurt van de school was werd de groep zo groot de we de gehele weg nodig hadden. Als er dan een auto aan kwam toeterde die al op een kilometer afstand, had je genoeg tijd om aan de kant te gaan. Een echt fietspad was er ook niet, wel gedeeltelijk een fietsstrook van koudasfalt, een pad direct naast de weg.

Op de school veel geleerd van de Bijbelverhalen die elke dag werden voorgelezen, daar veel van overgehouden, meer dan van de latere catechisatie, want dan had je meer de aandacht voor de vrouwelijke kant. We waren wel aangesloten bij de Hervormde kerk, maar we hoefden er niet naar toe. Na school moesten we thuis altijd helpen op het land, maar ik was liever met een oude fiets bezig, met lampjes en schakelaars.

Na de lagere school kreeg ik een fiets en ben toen naar de landbouwschool in Dalfsen gegaan bij meester Hoekstra, een christelijke school. Daar gingen weinig katholieken naar toe, alleen wel die van Lorkeers, die waren doordat de moeder uit Duitsland kwam de tijd misschien wat vooruit. In de periode dat ik naar de landbouwschool ging heb ik in het gebied rond Hoonhorst nog gewerkt als monsternemer voor de melkfabriek in Dalfsen en kwam zo bij veel boeren oa ook bij Ierten Jans aan de Oude Vechtsteeg.

Thuis hadden we een goed gezin, geen rijkdom maar altijd te eten al was het wel eens mager. Echt speelgoed hadden we als kind niet, we vermaakten ons met een oude stoof die we op de deel gebruikten in plaats van een speelgoedauto. Verder vermaakten we ons thuis of in de tuin. Uitgaan deed ik voor mijn diensttijd nooit, je wist niet waar je naar toe moest en ik moest als oudste in het gezin op zondag vaak op de boerderij passen als mijn ouders weg moesten. Ik had er zelf ook geen behoefte aan.

Na de landbouwschool heb ik nog 1 ½ jaar bij Velthuis gewerkt, hoofdzakelijk grasmaaien en dergelijke, daarna moest ik in dienst.
In 1955 ben ik in militaire dienst gegaan lichting ‘55/2 en kwam bij de artillerie, maar daar heb ik het nooit naar mijn zin gehad. Je moest zwemmen en ik had een hekel aan zwemmen, was gewoon bang voor water, ook voetballen hield ik niet van, als er een bal op me aankwam sprong ik snel opzij. Hard lopen, ik was meestal de eerste weg en bij de laatste terug, maar als je de allerlaatste was moest je nog een rondje lopen. Ik probeerde er altijd onderuit te komen en kreeg vaak de kans als chauffeur naar het zwemmen te rijden, mocht je bij de wagen blijven en hoefde je niet mee te doen.

Ik heb het in dienst wel eens flink aan de stok gehad met een wachtcommandant die probeerde mij de wet voor te schrijven, maar het leste had hij mij toch weer te pakken en moest ik de gehele dag allerlei klusjes uitvoeren.

Ik was de oudste in het gezin van 12 kinderen, toen ik militaire dienst zat stuurde mijn vader nog een kaartje dat er weer een kind was bijgekomen, daar schaamde ik me toch wel een beetje voor, want het was al nummer 12. Tussen de eerste en de laatste zat 20 jaar verschil. Inmiddels zijn er twee overleden en de jongste is nu 60 jaar. Mijn vader is met boeren gestopt toen hij 65 werd en dat was in 1965, hij is overleden in 1987 op 86 jarige leeftijd. Mijn moeder is op 68 jarige leeftijd overleden.

In de buurt heb ik ook nog hier en daar gewerkt, zoals bij Klink en Peek, bij Oosterwijk (nu Vreeswijk) en bij Stegeman, ik verdiende daar niet veel mee, maar F3,- per dag. Met monster nemen ,’s morgens en ’s avonds verdiende ik ook F 3,- per dag, niet veel, maar alles was welkom. Ook heb ik gewerkt bij Braakman en dat was vaak de gruppen uitmesten, een enorm zwaar werkje met grote mestkruiwagens, dat kwam mij flink aan de botten, soms moest ik helpen bij de paarden waar ik doodsbang voor was. Ik heb nog veel gewerkt bij Velthuis met helpen dorsen oa in Dalmsholte , maar ook hier in de buurt bij de kleine boeren. Zo ook een keer in Dalmsholte waar ik ineens kriebels kreeg van een boerendochter aan de Langsweg, daar ben ik later mee uitgegaan en 3 jaar verkering gehad. Ik kon toen een huisje huren hier voor aan de Stege voor € 5,- per week en daar met mijn meisje wezen kijken, maar die stond dat huis niet aan, stond met de kop naar het noorden en dat wilde ze niet, toen ben ik ook met haar gestopt.

Maar een paar maand later was er in Pniël Dalfsen een NCRV steravond, daar zag ik een mooi meisje dat leek mij wel wat. Ik ben achter haar naam, Hennie Lefers en haar adres gekomen en heb toen een brief gestuurd en daarin een afspraak gemaakt, misschien niet erg romantisch, maar het is wel de keuze van mijn leven geworden. Zij was stomverbaasd dat ze een brief kreeg van iemand die ze nog niet kende en nog nooit had gezien. Zij woonde toen aan de Nieuwleusenerdijk, dat was ook toen gemeente Dalfsen en woonde tussen de “lage brugge” , en “cafe Plankenloodsje”. Dat stond toen aan de weg van Zwolle naar Meppel op de afslag naar de Nieuwleusenerdijk. Toch spectaculair te noemen en nu ben ik daar 53 jaar heel gelukkig mee getrouwd.

Van de oorlogstijd heb ik weinig meegekregen, ik was nog te jong. Ook dat de Ganzepannebrug is opgeblazen heb ik niets van gehoord, want we lagen te slapen. De directe buren van de brug waren vooraf gewaarschuwd en moesten hun huizen verlaten, maar wij mochten blijven zitten. Wel zijn de brokken beton rond ons huis gevlogen. De Duitsers hebben ons nog wel een paard afgenomen die we niet meer terug hebben gezien. Mijn vader was in die periode veel ziek, griep en longontsteking waardoor wij vaak naar Braakman moesten. Bij Braakman kwamen de “groenen “vaak op bezoek, dat was de gemene Duitse politie, die op zoek was naar mensen die hier niet hoorden of verkeerde dingen deden. Bij die politie kon je beter uit de buurt blijven en de jongens van Braakman waren dan ook al snel gevlucht om anderen in de buurt te waarschuwen dat de “Groenen” op komst waren.

In de periode dat er nog geen elektrisch licht was heb ik een keer een Aladin petroleum vergasser gekocht bij Bernard Nijboer in Dalfsen voor F 60,-. Die lamp gaf geweldig mooi helder wit licht. Later heb ik die lamp verkocht aan de turfschipper Schoenmaker hier in het kanaal. Zelf kregen we elektrisch licht eind vijftiger jaren, telefoon en water begin jaren 60 en nog later een gasaansluiting. Daarvoor haalden we het water van de pomp, die er nu nog staat en prachtig helder water levert.

Na mijn diensttijd ben ik bij Eshuis gaan werken als muldersknecht en verdiende F 30,- in de week, dat was heel weinig. Ik ben toen aangenomen door Harm Eshuis, later is het bedrijf voortgezet door zoon Derk, waar ik veel mee heb samengewerkt. Ik was er voor alle voorkomende werkzaamheden en heb de groei van het bedrijf meegemaakt van 1 tot 14 mengketels. Een mengketel is een ketel waar gemalen rogge, gerst, tarwe, maïs en lijnzaad in werd gedaan in een bepaalde hoeveelheid en na een half uur draaien was het voer gereed, bijvoorbeeld biggenmeel of varkensmeel, dit werd dan weer in zakken van 50 kg gedaan om bij de boeren af te leveren. Het graan werd hier gemalen met een hamermolen, dat maakte enorm veel lawaai en zo ben ik hier doof geworden. Je moest heel had schreeuwen tegen elkaar om te communiceren. Mijn vader kon hier bij huis letterlijk horen wat ik bij Eshuis zei.

Ook de koekenpers maakte enorm veel lawaai en was van boenke- Boenke- boenke, het hele bedrijf de winkel en de woning stonden dan te trillen. Koeken werden verpakt in pakken van 25 kg. We werkten ook met melasse, (een restproduct wat overblijft bij de suikerwinning) dat is een op stroop gelijkend goedje die gebruikt wordt voor het maken van de veekoeken. Maar je moest er volgens de fabrieksgegevens maar een klein beetje toevoegen, doch wij deden er vaak het dubbele in omdat dat veel beter werkte en je veel betere koeken kreeg die het vee extra goed smaakte. Melasse had een lekkere zoete lucht. Het werken was hier niet gezond vanwege het zwaar werk en heel veel stof.

Een keer per jaar kwam er een vracht zakken slakkenmeel binnen en die moest je dan op de nek lossen en opstapelen, maar die zakken wogen 100 kg per stuk en ik woog zelf maar ongeveer 65 kg, niet te doen. Ook de tapioca werd in balen van 80 of 90 kg aangevoerd, het was enorm zwaar werk. (Dit product wordt gemaakt van de knollen van de cassaveplant uit Thailand). We hadden altijd goed contact met andere meelbedrijven zoals Hooglucht, Hassink, Kappert, de coöperatie en vooral ook met Fakkert in Hoonhorst. Als we zelf eens tekort kwamen haalden we bij Fakkert of Hooglucht.

Ik heb 13 jaar bij Eshuis gewerkt, maar werd ook steeds vaker ziek van de stof vooral in de zomer maanden, maar ook wel in de winter want je liep er veel te lang mee door. Eshuis had niet alleen een maalderij, maar ook een VEGE winkel waar je alle boodschappen kon doen en een café waar ook veel feesten werden gehouden. Maar die ruimte was niet zo groot, eigenlijk is dit nu de huidige winkel van Fakkert, meer was het niet.

Ik ben april 1969 gaan werken bij de Heidemaatschappij wat later Foreco werd in Dalfsen, eindelijk wat meer frisse lucht. Ik ging werken in de zwarte palen afdeling. Dat was wel even wennen, want dat goedje zorgde er voor dat je snel verbrand. Ik heb dan ook heel wat potten Nivea op mijn armen en gezicht gesmeerd totdat ik er na maanden wat tegen kon. Ach een alpinopet op en een overal om je zoveel mogelijk te beschermen. Anderen die in het without zaten wilden beslist niet in het zwarthout werken. Foreco is destijds ook al een keer failliet gegaan en wel door de aankoop van een miljoenen kostende zagerij-machine waar de bomen geheel met takken en al ingingen, maar die aankoop bleek een fiasco en werd met heel veel verlies weer verkocht, dat heeft hun de kop gekost.
Daarna is het bedrijf overgenomen door 3 personen, de namen Horstman, Lenthers en Swager hebben het met medewerking van de Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij voortgezet en weer goed op poten gekregen. Ik moest daar de karretjes opladen die op rails door de ketel gingen waar het vacuüm werd getrokken en zo werden voorzien van impregneer, het hout moest wel voldoende droog zijn anders trok de impregneer er maar een paar mm in. In droog hout ongeveer een cm, na de behandeling moest ik het hout weer afpakken. Ik kreeg een keer mijn vingers door een heftruck ergens tussen en ben met spoed naar het ziekenhuis gebracht door Horstman. Mijn vingers waren zo plat als een dubbeltje, alle botten en pezen waren kapot. Maar dat is allemaal toch weer goed gekomen alhoewel mijn vingers nu nog wel krom staan kan ik weer gewoon schrijven. Ik heb hier 19 jaar gewerkt en kreeg problemen met mijn heup door al dat zware werk in het verleden, ik ben hieraan geopereerd en daarna in de WAO terechtgekomen.

Bij de Nederlandse Heidemaatschappij/Foreco heb jaren in de O.R. gezeten en later ook nog in de overkoepelende O.R. in Arnhem, maar dat was niks voor mij. Ik was veel liever aan het werk in Rechteren waar ik begonnen ben als houtbewerker en ben “opgeklommen” tot machinist en stoker van de houtverduurzamingsketels, tot mijn heup mij in de steek liet. Ik was nog maar 51 jaar en kon toen geen vervangend werk meer krijgen, overal geprobeerd via het arbeidsbureau en de werkvoorziening, maar niemand kon mij verder helpen en vroegen of ik mij niet in de tuin kon vermaken. Ik verdiende nu echter maar 70% meer van een toch al mager loon en moest me maar redden. Met Foreco hebben we altijd goed contact gehouden en krijgen nu van Peter Swager elk jaar nog een kerstpakket. Ik mag daar op het terrein vrij rond lopen als ik maar nergens aan een knopje kom, want alles is nu computergestuurd en daar heb ik totaal geen verstand van.

Het huis van mijn vader stond op een raar stukje grond die het model had van een zittende kat, met de kop richting Koggel. Door die grillige randen en een hap er uit heeft mijn vader een keer wat grond onderhands geruild met Braakman, maar toen ik de grond op mijn naam kreeg moest het kadaster dit inmeten en dat heeft me toch mooi F 680,- gekost, die ik alleen moest betalen.
Maar ik heb nu een mooi stukje tuin van 38 roe (3800 m2) met groentetuin en wat fruitbomen. ik heb wel besloten dat ik nu stop met het verbouwen van aardappels, dat werk komt mij nu teveel aan de botten. De grond rond ons huis is in de zestiger jaren geheel afgegraven, samen met de gronden van Peek, Braakman, Lorkeers en veldkamp door Lokin uit Heino. Hier is veel hoge grond afgegraven om er geel zand onderweg te halen.

Ik ben getrouwd met Hennie op 6 september 1962, eerst in het gemeentehuis te Dalfsen en daarna in de kerk te Heino. Als trouwauto mochten de Vauxhall Viktor van Eshuis gebruiken en ook onze bruiloft is daar in het café gevierd. Als ik je vertel dat die bruiloft ons slechts F 660,-gekost heeft. Ik was gekleed in een mooi streepjes pak die daarna alleen nog is gedragen bij de doop van onze kinderen en bij wat begrafenissen. Dat pak zou ik zo weer passen, ik woog toen 65 kg en nu nog. We hebben samen drie kinderen gekregen, Gerrit woont nu in de boerderij hier naast en is getrouwd met Marijke Besten, verder hebben we nog Wim en Arjen. Ik was de oudste in het gezin en mocht dus hier blijven wonen en we hebben er een woning (schuur) naast gezet. Een vergunning gekregen voor een varkenshok, er zaten eerst ook golfplaten op het dak, maar we wonen er met plezier.

Wat kerk betreft waren we georiënteerd op Heino, ik was daar 12 jaar lang ouderling om o. a. met de dominee of een andere ouderling op familiebezoek te gaan. Dat was best wel eens lastig als je bij kerkleden op huisbezoek kwam om met hun over de bijbel te praten, maar dat de televisie gewoon aan bleef staan. Na een keer dat Henny met een koor in Windesheim was, zijn we daar eens wezen kijken en troffen daar een oude buurjongen, Dieks van Dam aan die gaf ons een goed gevoel en die kerk trok ons aan, echt weer zoals het vroeger was geweest en sinds die tijd gaan we daar naar de kerk, is een gereformeerde bondskerk van de PKN. Thuis lezen we nog elke dag een stuk uit de bijbel en dat bevalt ons goed. Ik heb ook nog 12 jaar in het schoolbestuur van de Christelijke school te Wijthmen als penningmeester gefunctioneerd. Ik was ’s avonds veel weg De kinderen vroegen dan ook aan Hennie waar ik nu weer heen moest. In mijn eigen schoolperiode had ik een hekel aan rekenen, maar ik heb er wel een heel mooi handschrift aan overgehouden en kan nu nog met mooie sierlijke letters schrijven.

Met de buren hadden we altijd goed contact, onze buren waren Dieks Braakman, Hein Koggel, Willem Schrijver, Jans Lorkeers, Derk Stegeman, Bernard Schrijver en Harm Eshuis. We kwamen bij elkaar onder andere door buurtvisites in de wintermaanden. Dat was best gezellig, bijpraten onder het genot van koffie en een borrel, liep altijd heel gemoedelijk. Als de avond afgelopen was verlieten we de boerderij via de deel, de boer keek dan meteen of alles rustig was in de stal en ieder kon naar hartenlust even rondkijken en zien hoe hij boerde, dat vonden de boeren heel erg mooi, maar mij interesseerde dat niet zoveel. Maar de vrouw ging apart de buurt in met kraamvisite, dan leer je de mensen goed kennen. Dat was altijd erg gezellig.

We gingen vooral veel om met Braakman. Tot maart 2012 haalden we hier dagelijks de melk, toen stopte Braakman met boeren omdat daar ook door de jongens de dienstverlening was gestart en door de vele regelgeving mocht dit niet meer samengaan. Met Hein Koggel hadden we ook goed contact, Hein was iemand die thuis vaak met een schuurtje aan het bouwen was, maar nam de maten op met een cm in plaats met een duimstok vaak met behulp van een van de dochters. Dat was ook de oorzaak dat niet alles altijd paste of even recht was, Hein had er moeite mee om wat recht te maken, maar hele fijne buren. Verder waren de contacten met de katholieken in de buurt wat minder, gelukkig is de tijd nu zo dat er geen verschil meer is. Eerder mochten we ook alleen maar zaken doen in winkels van protestanten, blij dat die tijd veranderd is.
Toch deden we ook boodschappen bij Melenhorst in Hoonhorst. Ik weet nog dat mijn vader in de oorlog zelf een kruiwagen had gemaakt en wij daarmee brood moesten ophalen bij bakker Melenhorst. In die tijd bracht mijn vader tarwe en rogge naar Fakkert in Hoonhorst en we kregen er waardebonnen voor terug, voor de waardebonnen konden we dan roggebrood halen bij Melenhorst en hoefden dan alleen maar het bakloon te betalen.

De Hagenstege, of zoals we dat noemden aan deze kant van de rijksweg, de Stege, was altijd zandweg en net zoals de Marsweg in de zomer een en al stuifzand en in de winter allemaal moddergaten, verschrikkelijk slecht en met de vrachtwagen van Eshuis bijna geen doorkomen aan. In het hele gebied op de Mars tot aan Hoonhorst toe stonden de graslanden bij veel regenval in de winterperiode geheel onder water. Dan hadden we het water tot 20 meter vanaf het huis staan. De bouwlanden die hoger lagen waren over het algemeen dan nog droog. Maar ook in onze kelder stond dan 30 tot 40 cm water. Die hoge bouwlanden zijn later bijna allemaal afgegraven en er zijn veel sloten gegraven waardoor het water nu goed weg kan.
De andere kant van de grote weg was toen de Hagenstege. Bij het begin stonden altijd een paar woonwagens. Die kwamen hier wel vaak melk halen en betaalden dit gewoon, je had er totaal geen last van.

De rijksweg is heel vaak aangepakt, in 1957/58 werden de grote eiken die langs de weg stonden door Staphorsters gekapt, alles met de bijl. Ik kwam er een keer langs en moest voor hun een grote boom met een kabel omtrekken, want achter de vrachtauto van Eshuis zat een trekhaak. Die Staphorsters waren gek op dat hout, de bomen waren van Rijkswaterstaat, maar het kophout en de enorm dikke takken mochten ze zelf meenemen. Aan beide kanten van de weg stond een rij zware eiken.

Vlak achter ons huis staat een hoogspanningsleiding, ze zeggen dat je dan weinig last hebt van de bliksem. In sommige gevallen liepen de kabels over de huizen, zoals bij Willem Schrijver, dat huis is later dan ook gesloopt. Als er een kabel zou knappen bleef er van het huis met rieten dak weinig over. Of het veilig is of niet weet ik niet, wel kan ik je vertellen dat mijn zoon Gerrit eens met een TL lamp onder de mast ging staan en door de straling begon de lamp gewoon te gloeien, dus straling geeft het zeker. Toch is dit jaar bij ons de bliksem ingeslagen, het was even een kort hevig onweer en, fel lichten en Bammm.., gelijk de klap er bovenop. Het modem van XS4all was wel kapot, ook bij de buren was die stuk, verder hebben we nooit geen last gehad van onweer.

We hebben nog even wat oude foto’s bekeken, een foto toen we klein waren in de oorlog op blote voeten, toen noemden ze ons barrevoets, een foto van de oude boerderij en van ons nieuwe huis nadat die gereed was. Mooie herinneringen die blijven.
Jaap geeft ook aan het heel mooi te vinden dat oude verhalen bewaard worden, over 20 jaar ben ik 100 of ik ben er niet meer, als dit niet op papier gezet was had nooit iemand dit geweten.

WvdV augustus 2015

Artikel delen: