Melenhorst, het Baken of Bakenboer.

HOONHORST – Uut de olde deuze. De havezathe Melenhorst stond aanvankelijk alleen bekend als “het goed te Lenthe in het kerspel Dalfsen”. De Melenhorst wordt voor het eerst genoemd in 1560 en in het bezit van Jochem de Baecke, zoon van Frederick de Baecke uit Dalfsen en door de “Ridderschap en Steden” in 1530 voor riddermatig gehouden en hem werd toegestaan als zodanig vrijdom van de schatting te genieten. ( vrij van belasting)

Zijn familie was ook in het bezit van erve Frijlink te Ankum en Velner te Raalte. Het goed te Lenthe werd in 1530 gekocht, daarvoor behoorde het aan Johan Barterink. Goert de Baecke trouwde in 1594 met Johanna van Uterwyk en bewoonde de havezathe in Lenthe tot 1622, later hun zoon Jochem. Later door vererving over naar Everwijn van der Merwede, gehuwd met Judith de Baecke. Hun zoon Everwijn werd in 1693 kapitein en trouwt met Anna Elisabeth van Broeckhuysen tot den Doorn. Maar veel zal het huis niet meer betekend hebben. In 1675 werd het nog slechts voor 2 vuursteden belast en verklaarde de meijer dat “de schoorsteen afgebroocken” was en “de landvrouwenkaemer was gesloiten”. Hieruit blijkt dat het op dat moment niet meer was dan een normaal boerenerf met wel een “heerschapskamer.” In 1724 werd het goed via erving gebracht bij neef Willem van Broekhuysen tot den Doorn. In 1781 werd een verzoek tot de Staten van Overijssel gedaan om vermindering van belasting op de vuurstede omdat het “Spijkertje”voor vele jaren terug zou zijn afgebroken en zij daar niet meer voor wilde betalen. Het goed werd na haar overlijden in 1785 openbaar verkocht aan Jan Willem Nijboer en deels aan Albert Jan Nijboer. Deze laatste verkocht zijn deel In 1792 weer aan zijn vader die zich toen Melenhorst ging noemen, in plaats van Nijboer. Het goed bleef in de familie Melenhorst tot 1842 waarbij het bij openbare veiling versplinterd raakte. Een groot gedeelte werd aangekocht door Jannes Bosch en een ander deel door Jan Melenhorst. Het gedeelte door Bosch aangekocht vererfde op diens zoon Antonie, die dit goed geheten het Baken openbaar liet verkopen in 1889. Het werd gekocht door Albert Fakkert, bakker en winkelier te Hoonhorst, ten behoeve van hun zoon Hendrikus. Deze huwde met Tonia Melenhorst, die hem een dochter schonk, Maria Wilhelmina Fakkert, later de vrouw van Gerrit Jan Diepman. Aan deze schoonzoon deed Albert Fakkert “het Baken” in 1924 over. Deze voerde het landbouwbedrijf uit tot 1962, van 1962 tot 1970 samen met zoon Gerardus. Na ontbinding van de vennootschap kwam het erf geheel aan Gerardus in bezit. Het gedeelte van Jan Melenhorst bleef in de familie en is thans in het bezit van Gerardus Johannes Melenhorst. De status havezathe was vooral in de 17e en 18e eeuw dubieus omdat niemand meer zat in de “landdage”, terwijl het goed er wel aan voldeed, maar de bezitter zelf niet. Aan het einde van de 18e eeuw beschouwde men het goed slechts als een spijker, een verblijf waar het goed rusten was van de jacht of waar het uitstekend toeven was in de zomer. Medio 2010 werden de laatste restanten definitief verwijderd door de sloop van de boerderij waaraan een rijke historie ten grondslag lag. ( uit “Havezaten in Salland en hun bewoners”, door W.S. lid Werkgroep Historische Kring Hoonhorst)

Artikel delen: