DALFSEN – De wetenschappelijke naam van deze vogel betekent “in braamstruiken voorkomend”. De Nederlandse naam paapje houdt verband met de bruine tint van zijn verenkleed en het bruine habijt van een kloosterling, vroeger paap genoemd.
Pootloze
DALFSEN – Gierzwaluwen brengen hun leven voornamelijk in het luchtruim door. Ze jagen er op insecten, slapen er, en vliegend op grote hoogte paren ze in de lucht. Zo wendbaar en snel ze in de lucht zijn, zo weerloos zijn ze op de grond. Ze hebben kleine, zwakke poten waarmee ze zich amper kunnen verplaatsen of er vandaan kunnen vliegen.
Chevalier combattant
DALFSEN – Bovengenoemde naam kan worden vertaald als ‘de vechtlustige’. Dat is goed gekozen omdat de kemphanen elkaar tijdens de balts in felle schijngevechten elkaar ‘bekampen’. Dit gebeurt op een daarvoor uitgekozen toernooiveld ofwel een ‘lek’.
Bij deze spiegelgevechten rennen en springen ze op elkaar af met opgezette kraagveren en oorpluimen.
Sjouwerman
DALFSEN – De kleine mantelmeeuw heeft in het fries bovengenoemde naam. Sjouwerman duidt op een kolensjouwer, wiens werkkleding op de rug zwart is. In vogeltermen een donkere mantel. De soort heeft zich pas in 1926 in ons land als broedvogel gevestigd.
Blauwkopje
DALFSEN – De pimpelmees is onmiskenbaar, kleine mees met ronde kop en helder blauw en geel. Is een temperamentvolle vogel die bijvoorbeeld in de strijd om broedgelegenheid grotere soorten de deur kan wijzen. Het is een algemene broedvogel in Europa. Het is een standvogel maar in strengere winters is er wat influx vanuit Oost-Europa.
Nest met start- en landingsbaan voor jonge vogels?
DALFSEN – Ik heb een foto gemaakt in Dalfsen (Barbierlaan)…. Van welke vogel is dit genereus uitgekozen (ontworpen) nest? Wellicht een specht?
Hirundo rustica
DALFSEN – De bovengenoemde wetenschappelijke naam van de boerenzwaluw is letterlijk “zwaluw van het platteland”. Het zijn kleine elegante vogels met lange, brede, toegespitste vleugels. Ze jagen op insecten die ze in de vlucht oppikken. Het is een algemene broedvogel in Nederland.
Hoeveel ooievaars kunnen er nog bij?
HOONHORST – Rond Hoonhorst en Emmen staan al jaren meerdere ooievaarsnesten, elk jaar komen er verschillende jongen ooievaars bij. Maar het lijkt nu steeds harder te gaan. Vorig jaar is aan de Zwarteweg een nest in een knotwilg met boom en al omgewaaid en die eieren zijn daarbij gebroken.
Schor
DALFSEN – De blauwe kiekendief broedt in grote delen van Europa. Zweden, Finland en Frankrijk huisvesten de grootste populaties. In ons land lijdt de soort een kwijnend bestaan, alleen op enkele waddeneilanden en Oost-Groningen is nog een rest populatie. Oorzaak is, met name in het winterhalfjaar, de afname van het aanbod van voedsel zoals konijnen, muizen en zangvogels.
Pittenverbrijzelaar
DALFSEN – De appelvink is een vrij algemene broedvogel in Nederland. Sterk gebonden aan oudere loof-, en gemengde bossen, tuinen en parken. Na de broedtijd zwerven ze wat rond en trekken in beperkte aantallen naar het zuiden. Ze eten zaden en pitten, aangevuld met jonge knoppen. Juveniele appelvinken worden gevoerd met dierlijk voedsel zoals rupsen en insecten.
Ringelmus
DALFSEN – De ringmussen op de foto zijn iets kleiner en slanker dan de algemeen bekende huismus. Vooral de witte halsring, geaccentueerd door een zwarte wangvlek, de bruine kap zijn onderscheidende kenmerken.
Gemeiner Falck
DALFSEN – De betekenis van de wetenschappelijke naam van de slechtvalk is “valk uit het buitenland”. Het eerste deel van de naam “slecht” betekent algemeen want de vogel was vroeger een niet zeldzame valkensoort, wat ook blijkt uit de hierboven genoemde Duitse volksnaam.
Nonnetje
DALFSEN – In de naamgeving van deze duikeend, is vooral uitgegaan van het zwart-witte kleed van de woerd (man). Dit deed in het religieuze verleden denken aan een non. Dus een mannelijke non is in de wereld van vogels heel normaal. Zoals elders in de natuur niet ongebruikelijk is ook een vrouwelijk non qua (camouflage) kleur veel ingetogener.
Goldeneye
DALFSEN – De brilduiker is in Nederland een zeer schaarse broedvogel, vooral langs de grote rivieren. Hij broedt in holle bomen en oude nesten van bijvoorbeeld de zwarte specht. Ook maakt hij gebruik van nestkasten die speciaal voor deze soort worden opgehangen.
Eksterspecht
DALFSEN – De middelste bonte specht met de wijnrode onderzijde is een parel voor het oog maar loopt daar niet mee te koop. Afgezien van een korte periode van paarvorming is hij een heimelijke scharrelaar die zich boven in de boom meesterlijk aan waarneming weet te onttrekken. Dankzij zijn geluiden het zogenaamde ‘gaaien’ en ‘bieken’ verraadt hij zijn positie.
Wilde Noordse Gans
DALFSEN – De bovengenoemde bijnaam van de kolgans duidt op de noordelijke herkomst. De soort broedt met name in het uiterste noorden van Europa en gebruikt ons land om te overwinteren. Ze foerageren vooral op graslanden. In onze gemeente zijn ze gelukkig ook te vinden.
IJdeltuitje
DALFSEN – Als oorspronkelijke steppebewoner prefereert de Kievit open landschappen met lage vegetatie en kale grond. De soort was tot voor enkele jaren een algemene broedvogel in geheel ons land. Dat blijkt ook wel uit de vele streeknamen zoals Kiewke, Piewitte en Leep. De titel hierboven is de vertaling van zijn latijnse naam Vanellus vanellus.
Lakvogel
DALFSEN – Pestvogels broeden in het noorden van Europa. In de broedtijd leven ze overwegend van insecten, daarna schakelen ze geleidelijk over op bessen. Door voedselgebrek kunnen er invasies op gang komen die soms tot de Middellandse Zee reiken. Of ze hierbij Nederland aandoen hangt ondermeer af van de windrichting.
Schotse Gans
DALFSEN – Jan-van-genten broeden op klifkusten van IJsland tot Frankrijk en tevens op het Duitse eiland Helgoland. Kolonies worden in maart-oktober gebruikt.
Boterbuik
DALFSEN – De grote zaagbek heeft een licht, witte buik vandaar de bovengenoemde streeknaam. De betekenis van de wetenschappelijke naam is “duikergans”. Hiermee wordt deze visetende duikeend goed getypeerd. Hij is bezit van een spitse snavel afgezet met zaagtaaltjes waarmee vis goed kan worden vast gehouden.
Dodaars gespot
Tuinvink
DALFSEN – De betekenis van de wetenschappelijke naam van de ortolaan op de foto is “in de tuin voorkomend”. De streeknaam tuinvink geeft dan ook weer dat midden in de vorige eeuw deze soort algemeen voorkwam in de oostelijke provincies. Vernietiging van hun leefomgeving door grootschalige landbouw en het heftig gebruik van pesticiden zorgden voor het, als broedvogel, volledig verdwijnen van deze soort in Nederland.
Buutnlander
DALFSEN – Oorspronkelijk kwam de Turkse Tortel niet in Europa voor. Maar sedert 1935 zwermde deze duif vanaf het Aziatische deel van Turkije plots richting noordwest Europa. Het eerste geregistreerde broedgeval in Nederland was in 1949 in Musselkanaal.
Marialiester
DALFSEN – Het roodborstje is een van de meest geliefde vogels al is hij vooral tegenover soortgenoten opvliegend en vechtlustig van aard. De oranjerode borst heeft een intimideerde functie, door het opzetten van borst-, en keelveren verdrijft hij indringers uit zijn territorium.
Schijtlijster
DALFSEN – De Grote Lijster is de grootste lijster van Europa, met een breed bijna duifachtig lichaam. Oppervlakkig gezien lijkt het op een uit zijn krachten gegroeide zanglijster maar heeft toch ook een duidelijk ander verenpatroon.
Beamklimmerke
DALFSEN – De boomkruiper dankt zijn naam aan de manier waarop hij vaak in spiralen, tegen de boomstammen opklimt. Met zijn gevoelige gebogen snavel gaat hij in schorsspleten op zoek naar insecten en spinnen.
Pieplyster
DALFSEN – De koperwiek is geen broedvogel in Nederland maar wel een talrijke doortrekker en wintergast. Eind september arriveren de eerste vogels; de laatste verlaten ons land uiterlijk begin mei. Ze zijn afkomstig uit Scandinavië en West-Rusland. Hun meestal ’s nachts gehoorde roep wordt verwoord in de bovengenoemde streeknaam.
Slachter
DALFSEN – De klapekster spietst grote insecten, muizen en hagedissen op doornen van struiken en legt zo een voorraad voedsel aan. Vandaar de bovengenoemde bijnaam.
Hij staat bekend on het scherpe gezichtsvermogen en waakzaamheid. Valkeniers gebruiken hem daarom bij de jacht op roofvogels.
Zeegans
DALFSEN – De bovengenoemde bijnaam van de Casarca doelt op het voorkomen van deze soort bij grote binnenzeeën zoals de Kaspische Zee en hun gansachtig uiterlijk. De soort broedt zeer beperkt in Nederland maar in de winter komen er redelijke aantallen voor in met name Noord-Limburg en Oost-Brabant.
Turdus Philomelos
DALFSEN – De bovengenoemde wetenschappelijk naam betekent “liefhebber van de zang”. In het oude Griekenland stond de soort bekend als de vogel die zo mooi zingt als een nachtegaal. De gevarieerde zang is al vroeg in het voorjaar te horen. Het leent zich tot allerlei klank nabootsingen zoals “kiss me, kiss mee, do-it-quick, do-it-quick”.
Kok
DALFSEN – De uit Azië afkomstige fazant is door de Romeinen in ons land geïntroduceerd, en vanaf 1850 in grote aantallen gekweekt en uitgezet te behoeve van de jacht. Dat is sedert 1993 verboden. Uit onderzoek blijkt dat fazanten zonder uitzetten en bijvoeren moeilijk kunnen overleven.
Wylde Kanarje
DALFSEN – De Europese kanarie is een zeldzame en afnemende broedvogel in Nederland. Zij geven de voorkeur aan parkachtige bos, bosranden, begraafplaatsen en landgoederen. Ze overwinteren in beperkte aantallen in Nederland en worden incidenteel ook in onze gemeente waargenomen.
Geertrudesspecht
DALFSEN – Bovengenoemde bijnaam van de zwarte specht is afkomstig uit een Noorse legende. “Geertrude had voor een paar hongerige reizigers brood gebakken, maar toen die erg groot uitviel weigerde zij het weg te geven. Om haar gierigheid werd zij gestraft en in een vogel veranderd. Deze vloog door een schoorsteen en kwam daar zwart uit.
Koeherder Ibis
DALFSEN – De koereiger is een wat kleiner, meer gedrongen en met een dikkere hals dan de kleine zilverreiger. De naam is afgeleid wat zijn methode van voedsel zoeken, namelijk tussen en op grazend vee. Ze komen met name voor in Zuid-West Europa en ze kunnen in het voor-, en najaar ook in ons land worden gespot .Ook bij grazend vee in Dalfsen, dus opletten.
Kantvliegertje
DALFSEN – De parachutevlucht van een baltsende graspieper is te zien in een groot deel van Europa. Nederlandse broedvogels overwinteren voornamelijk in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. Bij milde winters blijft een deel hangen in ons land. Het voedsel bestaat uit insecten, slakjes en kleine wormen en in de winter worden ook zaden gegeten.