Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger” - Foto: Wim
Foto: Wim

Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger”

DALFSEN – Ik ben Roelof Roessink, geboren aan de Bolderbrugge op 21 februari 1935. Mijn vader was Jans Roessink, ook die is hier geboren, mijn moeder was Annie Bendijk, die komt van ’t Nijenhuis. Mijn vader was boer en brugwachter, in de oorlog bezoldigd, dan hoefde je niet voor de tod (Duitsers)te graven, want je moest de brug bedienen. Mijn opa Albert Roessink, getrouwd met Antje Eshuis kwam vanuit Colmschate, om te helpen met het graven van het kanaal omdat bij Deventer geen werk te krijgen was moest hij hier aan het werk in de werkverschaffing. Het kanaal is bijna helemaal met “de schuppe” gegraven. Hier stond toen geen huis, door de aanleg van de brug moest hier een huis komen. De grond hier van de familie Zandbergen en die lieten hier ook een huis bouwen bij de brug.

 

De familie Zandbergen woonden in Wassenaar en die hadden hier veel grond in hun bezit, zo ook de grond en de boerderij van Jalink. Mijn opa heeft toen de boerderij gehuurd en werd daardoor ook brugwachter. Zandbergen was directeur van een aantal banken en was een hele fijne huurbaas. Toen de beide ouders van Zandbergen waren overleden hebben de kinderen de boerderijen verkocht, zo moesten wij dus ook deze boerderij met 7 bunder grond kopen. Ook Jalink moest de boerderij kopen en beiden zijn op dezelfde dag beschreven. Dus deze boerderij is nooit in het bezit geweest van de Kanaalmaatschappij, vrijwel alle andere brugwachterswoningen waren wel in hun bezit. Als brugwachter kreeg je jaarlijks een paar cent voor het bedienen van de brug.

 

Mijn opa is hier begonnen met 6 koeien en ik heb er het hoogste aantal 46 gehad, maar later weer veel minder. We hebben telkens wat grond bijgekocht, ik had totaal 20 bunder, waarvan 4 bunder door mijn vader gekocht aan de Bosrandweg van Hoekerswever toen die stopte met boeren, de vrouw was een zus van mijn moeder. Verder heb ik wat grond gekocht het zg “Schuttenlaand”, dat was een laag stuk achter de hoge kamp aan de Slennebroekweg waar eens ene “schuttie”gewoond zou hebben en die grond was in eigendom van Menalda van Schouwenburg. Wanneer Schuttie daar gewoond heeft weet ik niet, ik heb het ook van horen zeggen, het huis was al weg maar met het ploegen kwamen we op die plaats altijd veel puin tegen in de grond. Ook aan de overkant van het kanaal heeft mijn vader grond gekocht van Zandbergen. Op het Davenschot, tegenover waar het Motel stond hadden we 1 ½ bunder grond, maar dat is met de ruilverkaveling verdeeld.

 

Ons vorige huis is in 1939 afgebrand en dat heb ik zelf veroorzaakt, doordat ik met lucifer in de hooiberg zat te spelen. Toen de politie kwam vroegen ze mij wat ik gedaan had. Ik zei dat ik de hooiberg in brand had gestoken, maar ook het huis was daarmee afgebrand. Het is in 1941 weer opgebouwd en daarna weer in de brand met de bevrijding. Het oude huis was eigenlijk ook “in de brand uit de brand”, want het was een heel erg oud huis van bijna 100 jaar.
Ons 2e huis is dus met de bevrijding in brand geschoten, er bleef helemaal niets meer over, daar hebben we alles van meegemaakt. We waren in verband met de oprukkende Canadezen al met vader en moeder uitgeweken naar Jan Klink, want rond ons huis waren er heel veel moffen die schuttersputjes aan het graven waren.
Alleen de kinderwagen vol met kleren ging mee en ook een meisje uit het westen die bij ons woonde omdat er in het westen een grote hongersnood was. Bij Klink zaten we met wel 20 man op neerd onder de schouw en ‘s nachts was er heel veel geschiet. Mijn vader moest ook het paard ophalen, die was enorm schrikkerig door al dat geschiet, maar de moffen hebben hem wel meegenomen. Ik weet nog dat bij Klink een granaat terecht kwam in een kersenboom, die boom is geheel uit elkaar gespat. Maar toen mijn vader de andere morgen even terug naar huis wilde gaan bleek alles kapotgeschoten en afgebrand. Het kippenhok was niet afgebrand maar wel geheel platgeschoten door de Canadezen. De familie Dekker die iets verder richting de Ganzepan woont, daar waar nu Smit woont, was naar Eilander aan de Tibbensteeg gevlucht en juist daar is er heel hard gevochten, terwijl en bij hun eigen huis niets aan de hand was. Wel had een Duitser daar in de kelder een handgranaat gegooid, maar een Engelse soldaat die ook in de kelder zat heeft de handgranaat direct teruggegooid waarbij de Duitser is omgekomen. Maar ook het huis van Eilander bleef bespaard. Wel is het huis van Westerman en de Stoom in brand geschoten. Ook het huis van “Roosje” die iets verder richting de Doevelersteeg stond is afgebrand, die vrouw werd getroffen door een granaatscherf en heeft het niet overleefd. Ik weet nog dat het een klein wit huisje was.

 

Na de oorlog hebben we een half jaar in een kleine varkensschuur gewoond waar ook de kokkepot stond en slapen deden we in een paardestal op stro, waar wat bedden in waren getimmerd. Vanaf 1946 hebben nog 5 jaar in een noodwoning gewoond, die hier achter het huis was neergezet.
Wat school betreft ging ik naar de openbare school in Heino, bij juffrouw van Unen. Die school staat er nu nog direct naast waar garage van Dijk zat, dat was aan de Dorpsstraat waar nu appartementen gepland zijn. Naar school natuurlijk gewoon lopend op klompen. Mijn zuster is nog een poosje op de Lentherschool geweest, tot die in 1939 ging sluiten omdat er ook een school in Hoonhorst was gebouwd. We waren Nederlands Hervormd en dat was voor sommige katholieken wel een probleem. Zoals naar school toe, dan kwamen we langs Ogink die katholiek waren. De kinderen van Ogink gingen daarom een half uur eerder van huis omdat we niet samen mochten lopen.

 

Na de oorlog is de openbare lagere school in Heino gevorderd door mensen op te vangen van de repatriëring, die terugkwamen uit Duitsland. Wij gingen toen tijdelijk naar “school” in de hervormde pastorie aan de Stationsweg, daar waar nu het Carehotel is. Maar tussen de middag moesten we snel ons brood op eten en dan spelen op het Kerkplein, want de vrouw van de dominee wilde niet dat we daar langer verbleven. Op de markt bij de kerk stond ook een openbaar urinoir, als we daar naar toe moesten klommen we over het hek met hele scherpe punten. Zo bleef Gait Bomhof een keer met zijn knie aan zo’n hekpunt vastzitten en nadat we hem er af hadden gehaald hebben we een bakfiets opgehaald bij Klompjan en hem naar huis gebracht. Hoe dit verder afgelopen is weer ik niet meer.
Ik weet ook nog dat er na de oorlog zeker nog wel een jaar een tank in de sloot heeft gelegen vlakbij het Hayepad aan de Straatweg. Daar zijn 3 Canadezen mee verongelukt omdat een Duitser die zich schuil had gehouden in een schuttersputje een pantservuist (antitankgranaat) onder de tank heeft gelegd, maar een Canadees die ontkwam heeft de Duitser ter plaatse doodgeschoten. Elka avond uit school gingen we er langs en haalden er van alles uit en zo vonden we ook een doosje waarvan we dachten dat het zeep was, maar het bleek vaseline te zijn wat we niet meer van onze handen af kregen.
Na de lagere school ben ik naar de landbouwschool in Heino gegaan, maar die heb ik niet afgemaakt omdat ik daar geen zin meer in had. Ik was liever thuis aan het werk op de boerderij. We hadden hier redelijk goede zandgrond, alleen een gedeelte achter het huis, waar vroeger vermoedelijk de Steenwetering heeft gelopen was de grond veel vetter en vaak veel natter. Dus het kanaal is denk ik niet helemaal op de plaats van de Steenwetering gelegd. De weg liep vroeger hier ook rechts langs het huis over het land zo naar Jalink.

 

Thuis was het vroeger geen armoede, niet dat we rijk waren, maar we hadden bijna alles zelf. We slachtten zelf zo nu en dan een varken of een koe en de groente had mijn moeder in de eigen tuin waar ze erg druk mee was. We konden ons goed redden daarmee.

 

Uitgaan deden we weinig, alleen in het weekend, op zondagavond ben ik op 17 of 18 jarige leeftijd op dansles geweest bij Koldewijn in Wijhe. Na school ben ik nog even op gymnastiek bij de Gymnastiekvereniging Heino geweest, maar niet lang. Ik ben wel op catechese maar nooit bij een jongerenvereniging of bij de voetbal, voetbal vind ik nog niks aan. We gingen wel eens vissen of biljarten bij de Olde bakker of bij café van Olst in Heino. Ook probeerden we wel eens binnen te komen om te gaan dansen in het parochiecentrum in Heino. Maar daar stond dan de pastoor zelf voor de deur en niet katholieken mochten daar niet naar binnen. Het moest toch een misgaan met een meisje van een ander geloof. Gelukkig zijn de problemen en die geloofsstrijd nu voorbij zijn.

 

Electra hebben we gekregen in het begin van de vijftiger jaren, ze zijn begonnen vanaf een transformatorhuisje bij de Ganzepan en zo verder deze kant op. Dit huis is gebouwd in 1951 en ze wisten dat de stroom er aan zat te komen en zijn er gelijk de leidingen in de muren aangelegd. Het leidingnet werd bovengronds aangelegd en dat moest je zelf betalen. Als je daarvoor geen geld had kreeg je geen aansluiting. Zo ook Anton Buitenkamp die woonde aan de Hagensteeg, direct tegenover Peek. Die kon het niet betalen, terwijl de draden direct achter zijn huis langs liepen. Maar de werknemers hebben ‘s avonds na werktijd toch even een kabel naar zijn huis gelegd, zodat hij toch stroom had. In ons oude huis was geen elektrisch licht, alles ging met “petrolielaampn”. Mijn vader had wel een gaslamp die je op moest pompen op petroleum of spiritus, dat weet ik niet meer, maar die gaf donders mooi helder licht. We hadden petrolielampen hangen aan het plafond of van die kleine lampjes aan de muur met die glazen potjes vol petroleum. Naar buiten en in de schuur ging natuurlijk de “luchte” mee. In de oorlog mocht er helemaal geen licht aan, alles moest verduisterd worden om het risico als er een vliegmachine over kwam die konden bommen afgooien.

 

Ik heb Annie Stoel leren kennen op de dansavonden bij Koldewijn in Wijhe, daar werkte ze voor dag en nacht en was inzetbaar voor allerlei werkzaamheden en ook veel met bruiloften en dergelijke. Koldewijn had naast de zaal en café ook nog een hotel. De eerste 1- 1/2 jaar na ons trouwen hebben we hier bij onze ouders ingewoond, maar daarna nog 9 jaar in de woning aan de Hagenssteeg tegenover Peek waar ook Jaap van Keulen mee bezig was geweest. Maar dat ging niet door omdat zijn meisje daar niet wilde zitten, maar voor ons een prima plek.
Wij zijn hier gaan wonen toen zoon Albert 2 jaar was, hij is nu 50 jaar. Albert was er een die overal handel in zag. Zo kwam hij als 16 jarige op de fiets van Raalte en zag de wegenbouwers bezig op het Hayepad. Daar lagen mooie oude klinkertjes in en Albert wilde die hebben. Is heel vaak bij de wegenbouwers langs geweest en op een keer kwam hij hier bij ma en wilde geld lenen want hij had stenen gekocht. Maar goede afspraken gemaakt, je kunt geld lenen, maar je zorgt ervoor dat ik het terug krijg. Dat leek voor Albert geen probleem De dagen daarna kwamen heel wat vrachtwagens hier het erf op met de oude stenen die Albert gekocht had. Dagenlang heeft hij die stenen afgeborsteld en opgetast en later met heel veel winst verkocht.
Hij was nog maar net 18 en reed als chauffeur voor de heer Lurvink, die toen op de Alerdinck woonde in een Rolls Royce op en neer naar Schiphol om Lurvink of zijn gasten te vervoeren. Mevrouw Lurvink had een grote BMW uit de 7 serie die zij bij een ongeluk Total loss had gereden door op een oplopende vangrail te rijden. Albert heeft die wagen opgehaald en gekocht, ergens eenzelfde auto gekocht die schade aan de achterkant had. Beide auto’s precies doormidden gezaagd en weer aan elkaar gelast zodat er niets meer van te zien was. Hij kan alles maken of het nu van hout of staal is, hij is erg secuur.
Hij begon hier een handeltje in opkoopmateriaal van de defensie, maar de ruimte werd hem hier te klein en kocht een pand in Dalfsen tegenover de kringloop. Maar ook dat pand werd hem snel te klein en bouwde een nieuw pand aan de Singel in het begin van de crisistijd en nog weer net 1 ½ jaar geleden tijdens de crisis een hele grote uitbreiding van zijn bedrijf. Hij heeft op dit moment 10 man aan het werk en voor 95% gaat het om nieuwe meubels. Ontwerp en prototype maakt hij zelf, gaat daarmee naar China om het in productie te krijgen en is daar heel vaak en erg precies in. Albert woont aan de Koesteeg in Dalfsen.

 

We hebben naast Albert ook nog Jan, die is vrachtwagenchauffeur en woont in Heino en een dochter die op een ambulance zit en is getrouwd met Wim Duteweerd en woont in Dalfsen. Zij heeft ook veel op de wensambulance gezeten, maar die bestaat niet meer.
Ik had 2 zusters die beiden zijn overleden aan kanker. Een zus die in Raalte woonde werd maar 63 jaar en mijn oudste zus was getrouwd met Roelf Lindeboom, zij werd 73 jaar. Mijn vader is overleden op 24 april 1988, mijn moeder op 24 augustus 2005, mijn opa heb ik niet gekend. Opoe heeft hier altijd bij in gewoond en is in mei 1950 overleden.

 

In het kanaal was vroeger vrij veel scheepvaart en moesten we vaak de brug optrekken. Deze brug was een balansbrug en moest je met een ketting optrekken, door het contragewicht ging dat erg gemakkelijk. De Kluinhaarsbrug was een opdraaibrug met een slinger. Deze brug hier is ook in de oorlog opgeblazen, maar weer herbouwd. De nieuwe betonbrug is gelegd in 1966, toen is ook de weg verlegd van rechts van het huis naar links en zo naar de Slennebroekweg. De gemeente wilde van ons de grond kopen voor 1 gulden per m2, maar die grond was niet eens van ons, maar nog van Zandbergen. Pas in 1976 hebben we de boerderij en de grond gekocht. Daarvoor hebben we ook nog een keer de boerderij met 15 meter langer gemaakt, voor Zandbergen geen enkel probleem, werkte daar volledig aan mee.
Het kanaal is in de jaren 1954/55 breder gemaakt omdat toen de Langsloot is gegraven en door het stoomgemaal er veel meer water moest worden afgevoerd. Ook dit is bijna allemaal met de schop en kruiwagen gedaan en werd het zand op de dijk neergelegd. Later is het zand met dekschuiten naar Zwolle vervoerd. Schepen die hier door gingen waren het meest trekschuiten die veelal door de schippersvrouw in een tuig werden getrokken, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts. Een enkele keer zag je de schipper zelf het schip trekken en de vrouw achter het roer. Alleen Hendrik van Stoffer (Hendrik Peters) die woonde bij sluis 1, dat is bij de Linthorstsluis, hij had een trekpaard om het schip te trekken naar Lemelerveld of verder.

 

Het jaagpad lag aan deze kant van het kanaal. Toen was hier ook aan de overkant nog een zwaaikom, dat is een plaatselijke verbreding in het kanaal waar een schip kon keren. Turfschippers die hier vaak hun lading turf aan de man brachten waren Stavorinus uit Heino en Platje uit Dalfsen. Veel burgers, maar vooral boeren kwamen hier met paard en wagen om soms wel een paar duizend turven te halen. Ik kan mij niet herinneren dat er schepen door gingen naar de suikerfabriek te Lemelerveld , dat was volgens mij ver voor mijn tijd.

Het kanaal is wel waar we het meest mee hebben beleefd en hadden er veel mee te maken omdat we brugwachter waren. Heel veel mensen uit Heino kwamen hier naar het kanaal om te zwemmen en met mooi weer was het er erg druk. Maar ook in de winter als er ijs lag werd er veel geschaatst. Hendrik van Stoffer ( Peters) was altijd de eerste die hier op het ijs voorbij kwam. Hier kon je het schaatsen goed leren. Kinderen van de familie Flierman uit Hoonhorst, moesten eerst altijd met ons bellen of het ijs sterk genoeg was en pas daarna mochten ze hier schaatsen van hun ouders. Heel veel kinderen uit de verre omgeving hebben hier het schaatsen geleerd, het was hier dan ook altijd erg druk en we waren dan de gehele dag bezig met het repareren van schaatsbandjes en kinderen achter een stoel de eerste schaatsbewegingen bijbrengen.

 

Dat deden mijn ouders ook altijd al en dat hebben we voortgezet. Tegen de winter zorgen we er voor dat we een voorraad schaatsbandjes in huis hadden. Eigenlijk kwamen we dan niet meer binnen dan alleen om te eten en te slapen, altijd op het ijs. Het is nu al wel 10 jaar geleden dat er ijs was waarop geschaatst kon worden.
Zelf heb ik ook hier in het kanaal leren zwemmen, mijn moeder heeft heel wat kinderen uit de buurt en uit de familie zwemles gegeven terwijl ze zelf niet eens kon zwemmen. Dat ging zo. De kinderen kregen een touw om hun middel en dan nam mijn moeder ze over de brug door het water mee naar het midden van het kanaal en gaf aan hoe ze de armen en benen moesten bewegen. Maar in het midden liet ze het touw wat vieren, zodat ze vanzelf wel moesten zwemmen om niet onder te gaan. Na een paar keer kon je al een beetje zwemmen, al ging dat niet vanzelf.

 

Ook een keer Dieks van de Keizer (Dieks Kutterik) wilde graag leren zwemmen, nu mijn vader Dieks een touw om zijn middel en naar het midden van het kanaal. Maar hij liet Dieks wat verder zakken dan gewoonlijk en Dieks helemaal in paniek en proestend en schreeuwend heeft mijn vader hem weer de kant opgetrokken. Dieks heeft op de kant liggen overgeven van al het water wat hij binnen had gekregen. Hij hoefde daarna nooit geen zwemles meer van ons.

 

Dieks Kutterik heeft wel eens wat katten geschoten in de omgeving, geen kat was eigenlijk veilig. Zo ook een keer heeft hij een kat mee naar huis genomen en geslacht. Hij moest zorgen voor het eten en heeft voor zijn vader de kat opgebakken. Na het eten vroeg hij hoe het gesmaakt had, goed zij hij. Maar toen hij hoorde dat hij een kat had opgegeten heeft hij er alles weer uitgekotst. Dus Dieks hoefde daarna nooit meer voor zijn vader te koken. Dieks zijn vader was met Jans Groteboer boshouwer, dat wil zeggen bomen kappen in het bos, wat toen nog allemaal met een bijl gebeurde.

 

We hebben hier een hele leuke en gezellige buurt, al wordt het soms wat minder door andere bewoners. Maar met Willem kunnen we veel lachen. Vooral tijdens buurtvisites is het erg gezellig, Willem woont op het huis waar Dieks Kutterik woonde had veel last van mollen, maar het lukte hem nooit die te vangen. Toen ik een mol had gevangen hier in de tuin heb ik die mol meegenomen naar de tuin van Willem en toen er niemand thuis was heb ik die mol in de klem van Willem gedaan en vol trots kwam hij hier met die mol aanzetten. Later kwam hij nog een keer met een mol en heeft die hier op een paal gelegd waar ik ook al een mol had neergelegd.

 

Zo, noeu heb ik oe al heel wat verteld oaver vrogger en wiej hebt hier ook veulle mee-emaakt. Ik bin noe 80 joar en bin elke dag nog druk in de tuin of in de schure en noa het eet’n eem tien minuten op de banke, eem sloapn en dat ga ik noe ok doen. “Weltrussen”.
Roelof bedankt voor dit prachtig verhaal.

WvdV

 

 

Foto's 6
Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger” - Foto: Wim
Foto: Wim
Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger” - Foto: Wim
Foto: Wim
Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger” - Foto: Wim
Foto: Wim
Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger” - Foto: Wim
Foto: Wim
Aan het woord Roelof Roesink (Roessink) van de Bolderbrugge over “vrogger” - Foto: Wim
Foto: Wim
Artikel delen: