13 december 1951 13 december 2011

 

Kapper Steven 60 jaar.

Er  zat een poos nog maar geleden
In een van onze kleine steden.
Bij  het vuur van een herbergs haard.
Een zoet gezelschap saam vergaard.
Men koutte er vrij, het mocht vrij ook wezen.
Want ieder sprak met liefde en vuur.
Van Koning en van Stadsbestuur.

 

De burgermeester werd geprezen.
Die het roer daar hield met vaste hand.
Doch zie een onbekende kwant.
Mee in de halve kring gezeten.
Dorst zich te roemen, welk vermeten.
Dat hij het achtbaar hoofd der stad.
Secuur had bij de neus gehad.
En deze er kaal was afgekomen.

Men schreeuwt men scheld men slaat.
En handig wordt onze onverlaat
Gevoelig bij de kraag genomen
En heen gesleurd, om door het gerecht.
Gestraft te worden, voor hetgeen hij had gezegd.

Nu doet de jonkman lachend horen.
Dat hij voor het eerst als nieuwe knecht
De burgervader had geschoren.

Begin jaren vijftig van de vorige eeuw leerden wij
dit gedicht op de lagere school.

Koutte= praatte

Koning keizer admiraal
Steven knipt ze allemaal

Veel goeds,    Thijs

 

Artikel delen: