Sternkamp Erika, later kamp Erika te Ommen. Een verschrikking - Foto: Wim
Foto: Wim

Sternkamp Erika, later kamp Erika te Ommen. Een verschrikking

OMMEN – In het najaar van 1909 werd de Britsch-Indier Krishamurti ontdekt door een Theosofische Vereniging, die voorspelde dan God in hem zou openbaren, zoals Christus. In elk land werden kampen onder de “orde van de Ster” opgericht om nieuwe gelovigen bij elkaar te brengen. De Orde telde in 1928 wereldwijd ruim 100.000 leden.

Het kamp in Ommen was een pracht kamp, gelegen in een bosrijke omgeving met veel heuvels. Uitermate geschikt om te kamperen voor de duizenden bezoekers in zowel tenten als barakken, door volgelingen uit de gehele wereld, om hier de waarheid te vernemen. “Door geluk, bevrijd uzelf door uw eigen gids te zijn”, zei Krishamurti.

Doch lang heeft dit niet stand gehouden, al in 1929 eindigde het hier. In de tweede wereldoorlog werd het kamp door de Duitsers gevorderd, eerst als oefenkamp van de SS, later in 1942 ingericht als stafgevangenkamp, een zg werkkamp waar gevangenen met harde hand zouden verbeteren. Doch de behandeling van de gestraften was zo verschrikkelijk en onmenselijk dat men sprak van voor middeleeuwse methoden. Gevangenen waren veelal personen die door onderduiking probeerden te voorkomen voor de Duitsers te moeten werken.

Na de oorlog is door een aantal gevangenen die de martelingen hebben overleefd, in 1946 een gedenkboek geschreven. “Nederland Gedenk Erika”.

De verschrikkelijkste verhalen komen daarin voor. Namen als Diepgrond, de Jong, Kermer, Zuiderduin Dr Schwier en Bikker komen bij herhaling voor. Begin 1945 zijn de bewakers met de gevangenen te voet gevlucht naar Westerbork waar net op tijd de bevrijding kwam.

Kamp Erika, de eerste opvang voor gevangenen, velen van hieruit getransporteerd via kamp Amersfoort naar Duitsland.

Een zwaar omheind terrein, bewaakt met mitrailleurs, ontsnappen was vrijwel onmogelijk. Bewakers hadden overal lak aan, schunnige taal, gewetenloos, bereid “knackers” (450 gevangenen) te drillen en te kneden, te overschreeuwen of stijf te vloeken. Bij enige reactie te slaan, te schoppen en laten verhongeren.

Gevangenen werden per trein (wagon) naar het kamp vervoerd, samengebracht uit het gehele land. De bewakers sprongen als een tijger op nieuwe gevangenen af, ontdaan van alle kleren en sieraden eerst een koude douche, daarna zonder af te drogen gestoken in gevangenenkleding. De schrik zat er dan goed in. Bij de eerste ondervraging werden de antwoorden er letterlijk uitgeknuppeld, gaf dit tot bloedens toe geen voldoende resultaat dan volgde een eenzame opsluiting in een natte bunker waarin enkele cm water stond, soms een oude stoel om enigszins droog de dagen en nachten door te kunnen brengen zonder eten of drinken. Niet ieder overleefde dit.

Arbeid was zwaar, alles handarbeid, zelfs de zwaarste bomen uit het bos sjouwen. Mishandelingen waren talrijk, het gegil en gekerm galmde over het kamp. Als er de dood op volgde moesten andere gevangen hem in een kuil begraven.Ook zieken werden niet ontzien.

Het appel s’morgens was streng, men moest binnen een bepaalde tijd op de appelplaats staan, soms slechts tijd om in onderkleding te komen, zelfs in de vrieskou, hangend tegen elkaar. Soms wel een uur lang. Dan in looppas naar de kantine waar het ontbijt bestond uit een brok duits droog brood en brak water wat voor koffie doorging.

Wat in 10 minuten niet op was ging naar de varkens en had niet het lef een brok breed mee te nemen.

Dan begon de bosarbeid onder zware bewaking en een middagpot veelal in het bos, bewust gloeiend heet opgediend en verplicht te “vreten” hoe heet het ook was. Na 5 of 10 minuten werd het weggehaald, als je niets kon eten kreeg je de gehele dag ook niets meer.

Arbeid bestond ook uit het zand vervoeren met een kruiwagen, over een afstand van ruim een km en daar een heuvel op en weer terug. Menigeen is hier de rug met dikke stokken kapot geslagen. Alleen de ernstigst zieken en gewonden werden behandeld door een kamparts en in de barakken tewerk gesteld.

Uit verhalen van de bewoners

Bikker, de schurk, de vaste schutter op levende doelen, die zei “bij een eerste poging tot ontvluchten schiet ik je tot puin”. Toen in  Bikker eens vroeg een zakdoek te mogen gebruiken, moest ik twee trappen tegen mijn achterhoofd incasseren zodat het bloed er uit liep.

Bikker ging veel s’nachts met de Jong Weerts en Soetebier op jacht naar onderduikers.

Zugwachtmeister Bikker was altijd tot de tandengewapend met oa een Tjechische mitrailleur merk Scoda, met honderd schoten, met een revolver en aan zijn koppelriem planty handgranaten.

Bikker was ook belast met een transport van 150 gevangenen te voet van Ommen naar Westerbork. Hij hield ieder goed in de gaten en bij de geringste vluchtgedachte rammelde hij een keer tegen zijn mitrailleur, zodat alle 150 in Westerbork aan kwamen.

Wel lagen her en der lijken langs de weg van de vorige transporten die vluchtpogingen met de dood hadden moeten bekopen. Kortom Erika een kamp, een martelgang die eindigde op 10 april 1945 te Westerbork door bevrijding.

Fragmenten uit het boek Nederland gedenk,

WvdV

Foto's 2
Sternkamp Erika, later kamp Erika te Ommen. Een verschrikking - Foto: Wim
Foto: Wim
Artikel delen: